Vorige week ging het gelukkig weer supergoed met me.
Ik ben niet één, maar zelfs twee keer naar het werk geweest
— en de tweede keer hield ik het ook nog langer vol. Zo fijn om daar weer te zijn, tussen de mensen en mijn fijne collega’s. Het voelde bijna alsof alles weer even normaal was, behalve die tulband op mijn kale knikker dan. De steken in mijn borst zijn gelukkig verdwenen, en dat scheelt toch weer een hoop zorgen. Het was een drukke week, maar wat ik al zei: het ging helemaal goed.
En toen was het vrijdag,14 november 2025 tijd voor ronde nummer vijf. Mijn lieve schat ging weer met me mee. Hij krijgt gelukkig steeds verlofuren om mee te kunnen gaan. Daarna brengt hij me netjes thuis en rijdt direct door naar zijn werk. Zo’n wekelijkse minidate in het ziekenhuis. Niet bepaald de setting die je voor ogen hebt als je aan quality time denkt, maar vooruit.
We zitten samen te wachten en daar komt de zuster weer aan met haar fantastische, altijd-gezellige naald. Ik geef aan dat het niet meer kan op de plek waar ze normaal prikken. En ook niet bovenop mijn hand, want dat ging de vorige keer ook niet bepaald applauswaardig. Ze doet een soort mini-onderzoekje en vindt dan een “leuke” ader aan de zijkant van mijn pols. “Dat moet wel lukken,” zegt ze.
Nou, ik kan je vertellen: daar is nog nóóit geprikt. En zelfs daar doet het tegenwoordig gewoon verrekte zeer. Ik weet niet wat er met mij aan de hand is. Ben ik ineens een watje geworden wat naalden betreft? Of komt het doordat je gewoon té vaak geprikt wordt, dat alles inmiddels standaard zeer doet? Of zit het in m’n hoofd? Geen idee. Maar ik ben er inmiddels hé-le-maal klaar mee.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over de kunstwerken die ze achterlaten op mijn armen. Elke week loop ik rond met nieuwe blauwe plekken, alsof ik auditie doe voor een superrealistische zombiefilm. Of alsof iemand me ’s nachts met een pollepel te lijf gaat. Het is echt niet normaal: groot, paars, blauw, geel, groen… ik ben basically een lopende regenboog, maar dan de lelijke versie. Een paar dagen lang zie ik er aan die arm gewoon écht niet uit. En dan zeggen ze zo vrolijk: “Dat trekt vanzelf weg.” Ja, dat zal best, maar ondertussen kan ik mijn arm net zo goed aanbieden aan een biologiedocent als lesmateriaal.
Goed, het infuus zit er weer in en het mag lekker snel doorlopen. Ik kijk wat rond en zie mensen eten. Normaal ontbijten wij ook even voordat we richting het ziekenhuis gaan, maar dat hadden we deze keer overgeslagen. Meestal komt er ook zo’n vrolijk vrouwtje langs met haar eiwitten-op-wielen-karretje: puddinkjes, yoghurtjes, repen, noten, alles wat je volgens de boekjes sterk houdt. Maar zodra ik alleen al denk aan dat karretje vandaag, komt er zo’n wee, misselijk gevoel omhoog. Dus ik vraag mijn lief liever om naar de kantine te gaan voor een lekker broodje.
Het broodje was trouwens verrassend goed belegd — dat is nieuw voor het ziekenhuis. Meestal ligt alles er halfdood en inspiratieloos bij, alsof het ook chemo heeft gehad. Voor dat geld dat je moet betalen mag je best iets verwachten. En over geld in het ziekenhuis gesproken: parkeerkosten. Ik bedoel… alsof je voor je plezier wekelijks langskomt. Ondertussen spaar ik trouw alle bonnetjes op om straks in te dienen bij de belasting. Ik kan er onderhand een plakboek van maken.
Na anderhalf uur is het goedje doorgelopen en mag het infuus er weer uit. Op naar huis. Ik neem mezelf voor om het vandaag en morgen rustig aan te doen, want morgenavond — zaterdag 15 november — ga ik met een paar leuke collega’s naar DJ Paul Elstak. Zijn dertigjarige jubileumshow in het Gelredome.
Normaal ben ik de dag van de chemo en de dag erna erg moe en ik hoop het deze keer mee zal vallen. Dus: rustig aan, veel slapen, veel zitten, na een rustige zaterdag begin ik einde middag voorzichtig met optutten. Wat trouwens nog best een dingetje is. Je weet dat je collega’s prachtig haar hebben en er altijd tiptop uitzien. En dan kom ik aan met een tulband op mijn kop. Ik kan net zo goed zonder tulband gaan — dan lijk ik tenminste nog op een gabber. Maar ja, bijna 48 en op stap met een stel die jonger zijn… je voelt je toch een beetje apart.
En dan nog bedenken: wat als de muziek echt lekker gaat en ik een paar gabberpasjes eruit wil knallen? Kan mijn toverbal dat wel aan? Ik zorg in elk geval dat ik een goede bh draag, voor het geval ik toch even wil testen.
Eenmaal daar maken we er een topavond van. Gezellig, nostalgisch, en DJ Paul Elstak draait tegenwoordig blijkbaar nog harder dan vroeger — maar hé, het heeft z’n charme. En ja hoor, we worden uitgedaagd om onze gabbermoves te laten zien. Mijn toverbal vindt het allemaal prima en houdt het verrassend goed vol. Aan het einde van de avond doen wel mijn benen zeer en ben ik enigszins buiten adem, maar eerlijk: ik ben trots dat ik dit überhaupt heb gedaan, één dag na de chemo.
Het was een geweldige avond. Voor herhaling vatbaar.
Komende vrijdag is het tijd voor nummer zes. Dan zit ik op de helft. Ik kan niet wachten tot de andere zes weken ook voorbij gevlogen zijn. Ik ben er zó klaar mee om elke week naar het ziekenhuis te moeten voor dat infuus. Maar Ach, we doen het voor een goed doel.
Nog even volhouden !