Ik heb vroeger op jonge leeftijd wat fouten gemaakt. Er speelden dingen in mijn leven waardoor ik die keuzes maakte, waaronder het stoppen met mijn opleiding.
Het heeft ervoor gezorgd dat ik eigenlijk nooit aan normaal werk ben gekomen. Want ja, geen diploma’s. Toch heb ik altijd op de een of andere manier voor mezelf weten te zorgen. Al werd me dat ook niet altijd gegund. Of beter gezegd: het werd me soms ronduit verboden. Maar goed. Dit is een heel ander verhaal, waar ik later nog op terug zal komen in een nieuwe post.
Voor nu neem ik je mee naar zo’n drieënhalf jaar geleden. Mijn moeder was zes maanden daarvoor overleden, en ik was er klaar mee. Klaar met wat ik deed, klaar met hoe ik me voelde, klaar met… alles eigenlijk. Ik werkte toen als hulp in de huishouding. En zoals ik ben – ijverig, perfectionistisch, met een hoofd dat nooit stilvalt – werkte ik me uit de naad. Huizen blinkend schoon, klanten tevreden. Tenminste, dat dacht ik. Waardering? Nauwelijks. Maar goed, daar leer je mee leven.
Toen mijn moeder overleed en ik mezelf na een korte pauze weer uit de naad stond te werken, realiseerde ik me hoe eenzaam ik me soms voelde in dit werk. Van sommige klanten had ik gehoopt op een beetje meer medeleven, of gewoon een bemoedigend woord. Dat bleef bij sommigen helaas vaak uit — of helemaal uit. Het gemis van die menselijke warmte deed me inzien hoe zwaar dit werk me eigenlijk viel op dat moment. En ik was er helemaal klaar mee. Net als mijn arm trouwens, die was er óók klaar mee. Die kon bijna niet meer op of neer. Ik was gebroken!
Voor het eerst in mijn leven stapte ik een uitzendbureau binnen. Ik wilde werken. Niet zomaar “iets doen”, maar echt werken. Iets nieuws, iets wat voelde als vooruit. En zo kwam ik bij een logistiek bedrijf terecht. Want ja, als je niet veel diploma’s hebt – of eigenlijk, geen – dan sturen ze je handen die kant op. Dus vooruit ..?
Mensen hebben me vaak gezegd: “Waarom ga je niet weer wat leren? Dat kun je toch nog wel?” Eerlijk? Ik had het echt graag gewild. Ik heb vaak onderzoek gedaan naar wat ik weer kon gaan doen. En telkens, als ik dat opperde, werd het met zware kritiek afgewezen. Maar dat hoort bij het eerste stuk, waar ik later op terugkom. Leren was geen optie. Overleven wel.
En dus werkte ik in dat magazijn, tussen vrouwen waar ik niet echt aansluiting bij vond. Geen slechte mensen hoor, maar het was gewoon… niet mijn wereld. Ik voelde me er niet op mijn plek, hoe hard ik ook probeerde.
In die tijd gingen we een weekje op vakantie naar Egypte. Even weg. Even niks. Die rust had ik zó nodig. Ik had verdriet, ik was moe, en diep vanbinnen wist ik ook: dit is het niet. Dit is niet wat ik wil.
En toen gebeurde het. Net terug op Schiphol, koffers nog niet eens van de band, en ping – daar kwam een mail binnen.
“Kasteel Wijenburg zoekt collega’s.”
Alsof het universum me een duwtje gaf. We waren daar ooit zelf getrouwd, 16 juni 2015, in Echteld. En ik had ooit al eens gevraagd of ze personeel nodig hadden, maar toen was er geen plek. En nu, precies op dit moment, kwam die mail.
Ik reageerde meteen – als een dolle. Mail eruit, hart in m’n keel. En nog geen dag later had ik antwoord: of ik wilde langskomen.
Dat moment, die mail, dat gesprek – ik vergeet het nooit meer.
Om daar dan weer aan te komen na al die jaren, op het kasteel. En met mijn misschien wel toekomstige bazen in gesprek te gaan over of ik daar zou kunnen werken. Dezelfde mensen die ooit onze bruiloft hielpen regelen in 2015. Wat leuk om hen weer te zien. Het gesprek liep voorspoedig en eigenlijk was ik meteen aangenomen.
Niet veel later begon ik op Kasteel Wijenburg, in de bediening. Een groot team, met collega’s van alle leeftijden. En eerlijk is eerlijk: die eerste weken heb ik regelmatig mijn ogen uit mijn kop gejankt. Zó zwaar was het. Werken op het kasteel is echt horecawerk, maar dan next level. Dat kan ik je wel vertellen. Het is niet zomaar biertjes tappen. We lopen daar onze pootjes uit ons lijf. We sjouwen, tillen, bouwen dingen om — en werken soms de meest absurde tijden helemaal uit de naad. En dan nog maar te bedenken hoe laat je dan pas in bed ligt.
Maar goed, dit alles gaf me eindelijk weer een doel. Eindelijk voelde ik dat ik ergens hoorde. Dit werk bleek echt bij mij te passen. Onder de mensen zijn, dingen regelen, zorgen dat alles loopt — ik vond het fantastisch. Of je nou een diner draait, een feest, een ceremonie of een taartmoment begeleidt: er is altijd wel wat te doen. En ik, die altijd graag bezig ben, kon daar volledig mijn ei kwijt.
In de tussentijd groeide ik en bouwde ik een speciale band op met sommige collega’s. En ik verbaasde mezelf. Want ik, die altijd zei “ik ben een mannenvrouw”, merkte dat ik het eigenlijk hartstikke leuk vond om tussen al die vrouwen te werken. Sterker nog: ik heb er echte vriendinnen aan overgehouden.
Het mooiste aan werken op het kasteel is misschien wel die menselijke warmte. Zoals Johan en Marjel zelf vaak zeggen: de Wijenburg-familie. Tuurlijk, er zijn altijd collega’s waar je niet honderd procent mee klikt — dat hoort erbij. Maar de meesten geven je precies wat je nodig hebt. Een grap, een arm om je heen, een woord van waardering op de mooiste momenten. Dat doen we voor elkaar. We staan voor elkaar klaar, lachen, zwoegen, en genieten samen. Dankzij Johan en Marjel is het een team waarin ook ruimte is voor plezier en vriendschap.
Natuurlijk is het werk soms zwaar. En ja, er zijn dagen dat ik denk: hoe doe ik dit? Maar telkens weer, als ik over dat terrein loop, denk ik: Wauw. Wat is het toch een gave plek om te werken. Wat ben ik blij dat ik hier terecht ben gekomen. Een plek waar ik mezelf kan zijn en ook mooie herinneringen koester.
Zelfs nu, na de diagnose, nu ik officieel niet meer werk, is het contact gebleven. De eerste tijd na mijn behandeling ben ik een tijdje niet op het werk geweest, maar we belden vaak. En af en toe ging ik met Eric even langs voor een bakje koffie — gewoon, om elkaar even te zien. Privé spraken we ook af. Gezellige etentjes, uitjes. Wat collega’s waren, zijn inmiddels vrienden geworden.
Sinds ik aan mijn tweede chemokuur ben begonnen, de twaalfwekelijkse, heb ik besloten om toch elke week één keer naar het werk te gaan. Want ik begon het zó te missen. Het contact, het gelach, het gevoel van erbij horen. En eerlijk: het geeft me energie.
Ik weet dat mensen zeggen: doe rustig aan tijdens de chemo’s, pas op voor besmettingen, blijf lekker thuis. Maar ja, ik ben ik. Ik kán niet stilzitten. En het beetje energie dat ik nog heb, gebruik ik het liefst thuis en daar — tussen mijn Wijenburg-familie.
Want buiten thuis, geven zij mij precies wat ik nodig heb: warmte, begrip en liefde.
Wat ooit begon als een baan, werd langzaam iets veel groters.
Een veilige haven, juist in deze storm.
Tijdens mijn traject ontdekte ik pas echt wat deze mensen, dit werk, deze plek voor me betekenen, meer als ooit.
Herken je jezelf in dit verhaal, of wil je gewoon iets kwijt? Laat het weten in de reacties hieronder!
Reactie plaatsen
Reacties